• gen·tri·fi·ca·tie
  • afgeleid van gentry, Engelse grondeigenaar met een kasteel op het platteland én een huis in de stad, (met het achtervoegsel -atie)
enkelvoud meervoud
naamwoord gentrificatie gentrificaties
verkleinwoord - -

de gentrificatiev

  1. (sociologie) opwaardering van een buurt of stadsdeel op sociaal, cultureel en economisch gebied door het aantrekken van kapitaalkrachtige nieuwe bewoners/gebruikers en de daarmee gepaard gaande verdrijving van de minder kapitaalkrachtige bewoners uit het stadsdeel. Deze opwaardering gaat gepaard met een stijging van de prijzen voor onroerend goed en de huurprijzen.
    • Sterke voorbeelden van steden waar gentrificatie veel voorkomt is Amsterdam met de Jordaan en Londen met de Docklands.