gentachtigen
- (IPA in voorbereiding)
- gent·ach·ti·gen
- gentachtige zn met de uitgang -n
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gentachtigen | |
verkleinwoord |
de gentachtigen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord gentachtige
- meervoudsvorm als officiële benaming (vogels) orde Suliformes , zeevogels, verdeeld over 4 familie's: slangenhalsvogels, fregatvogels, aalscholvers en de genten, met in totaal ruim 50 soorten
- [2] vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- [2] zie de categorie: Gentachtigen in het Nederlands
- [2] aalscholvers, fregatvogels, genten, slangenhalsvogels
- Het woord 'gentachtigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.