Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·meen·te·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gemeentegeld gemeentegelden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gemeentegeldo

  1. geld dat uit de gemeentekas komt
     De gemeente Amsterdam verwacht dat er met de sloop van kantoren jaarlijks ongeveer 1,5 miljoen gemeentegeld gemoeid zal zijn. Van projectontwikkelaars en eigenaren wordt verwacht dat ze ook een financiële bijdrage leveren. Volgens een voorlopige rekensom zullen zij 50 miljoen per jaar in het fonds storten. Ook omringende gemeenten zouden aan de regeling mee willen doen.[1]
     De wethouder kwam onder vuur te liggen toen bekend werd dat een medewerker die was aangetrokken om de verhuizing te coördineren, werd beschuldigd van fraude. Hij zou hebben gesjoemeld met ruim een miljoen euro aan gemeentegeld dat bestemd was voor de verhuizing. De gemeente heeft aangifte gedaan tegen de man.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Amsterdam wil sloop subsidiëren” (Maandag 2 juli 2012, 10:56), NOS
  2.   Weblink bron “Wethouder Eindhoven opgestapt” (Maandag 11 maart 2013, 20:49), NOS