gemeenschapsleven

  • ge·meen·schaps·le·ven
enkelvoud meervoud
naamwoord gemeenschapsleven
verkleinwoord

het gemeenschapsleveno

  1. het leven dat je leidt samen met anderen
     De Haas groeide na de oorlog op in het bij Almelo gelegen Vriezenveen, als jongste in een gezin met drie kinderen. Zijn ouders overleefden de oorlog als onderduikers. Na 1945 probeerde de familie de draad van het Joodse gemeenschapsleven van voor de oorlog weer op te pakken.[2]
     De familie Romney is mormoon. Zijn religieuze overtuiging kwam in de toespraak één keer aan bod: "Het was best wel gek om mormoon te zijn in Michigan." Hij ging daarna snel verder op het gemeenschapsleven dat hij en zijn gezin kenden op de plaatsen waar ze woonden. "We baden samen, onze kinderen speelden samen, en we stonden altijd klaar om elkaar op allerlei manieren te helpen." Eerder op de avond waren er al een paar mormonen op het podium die vertelden over verdiensten van Romney als mormoonse bisschop.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Joods leven buiten de hoofdstad verwatert” (Zaterdag 4 mei 2019, 18:50), NOS
  3.   Weblink bron “Romney nu officieel kandidaat” (Vrijdag 31 augustus 2012, 15:44), NOS