• ge·luk·ki·ge

gelukkige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gelukkig
enkelvoud meervoud
naamwoord gelukkige gelukkigen
verkleinwoord

de gelukkigev / m

  1. iemand die geluk heeft gehad, iemand die een prijs heeft gewonnen bij een loterij
    • Zij was een van de gelukkigen die was ingeloot voor de medische studie.