geloofsverkondiging

  • ge·loofs·ver·kon·di·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord geloofsverkondiging geloofsverkondigingen
verkleinwoord

de geloofsverkondigingv

  1. (religie) het uitdragen van de boodschap van een godsdienst
     In het bewuste seminarie worden priesterkandidaten opgeleid van de Neocatechumenale weg, een nieuwe kerkelijke beweging die zich toelegt op de geloofsverkondiging. Ballbe speelt sinds zijn vijfde hockey. Hij vertelde de Spaanse krant El País dat hij ook al zijn hele leven gelovig is. 'Maar pas in 2005 werd ik mij bewust van het belang van God in mijn leven.'[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Spaanse hockeytopper wordt na de Spelen priester” (07-08-2012), Tubantia