Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geld·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geldwagen geldwagens
verkleinwoord geldwagentje geldwagentjes

Zelfstandig naamwoord

de geldwagenm

  1. een gepantserde (vracht)wagen waarin men geld vervoert
    • Vorig jaar juni werd bij een zeer gewelddadige overval op een geldwagen in Cremlingen meer dan honderdduizend euro buitgemaakt. De daders maakten gebruik van een een automatisch geweer en een antitankwapen. De politie denkt dat het trio hiervoor verantwoordelijk is. De oud-terroristen zijn inmiddels behoorlijk op leeftijd. Staub is al 63.[1] 
    • In Heemskerk hebben onbekenden zaterdagmiddag aan de Beneluxlaan een geldwagen overvallen. Ongeveer op hetzelfde moment vlogen drie auto’s die in de buurt van het geldtransport stonden in brand, aldus de politie. De medewerkers van het geldtransport bleven ongedeerd.[2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf MICK VAN WELY 13 nov. 2017
  2. de Telegraaf 29 jul. 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be