geklopt
- ge·klopt
vervoeging van: | kloppen… |
verbogen vorm: | geklopte |
geklopt
- voltooid deelwoord van kloppen
- vormt de voltooide tijden
- Hij had op de deur geklopt.
- vormt de onpersoonlijke lijdende vorm bij inergatief of overgankelijk gebruik
- Er werd geklopt.
- Er werd slagroom geklopt.
- vormt de persoonlijke lijdende vorm bij overgankelijk gebruik
- Is die mat al geklopt?
- attributief gebruikt (alleen overgankelijke betekenissen)
- Vers geklopte slagroom is heerlijk.
- De geklopte atleet was zwaar aangeslagen.
- bijwoordelijk gebruikt (alleen overgankelijke betekenissen)
- In de eerste ronde geklopt wist hij zich in de herkansing toch te kwalificeren.
- Geklopt of ongeklopt, slagroom lust ik altijd wel.
- Het woord geklopt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.