geklauter
- ge·klau·ter
- Naamwoord van handeling van klauteren met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geklauter | |
verkleinwoord |
het geklauter o
- het voortdurend met handen en voeten klimmen
1.
- Het woord geklauter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geklauter" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf SANDRA SCHUURHOF 11 jan. 2014
- ↑ Volkskrant 8 mei 2013,
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be