gekietel
- ge·kie·tel
- Naamwoord van handeling, afgeleid van kietelen met het voorvoegsel ge- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gekietel | - |
verkleinwoord | - | - |
het gekietel o
- zachte, herhaalde aanrakingen op gevoelige plekken die iemand bij wijze van reflex aan het lachen maken
- Bij neurologisch onderzoek bleken de kinderen wel in staat aanraking, warm en koud, gekietel en druk te voelen, maar geen pijn. [2]
- (figuurlijk) lichte prikkeling
- Met of zonder regie dwingt CCFriesland Noord-Nederland tot handelen. Dat gekietel zal het proces van gezondmaking van Noord-Nederland alleen maar versnellen. [3]
- Het woord gekietel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gekietel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Fakirs voelen geen pijn door mutatie (14 december 2006) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-12-10
- ↑ Stegenga, W."De roep om 'groot' klinkt weer" in: Leeuwarder Courant jrg. 238 nr. 138 (17 juni 1989); p. 5 kol. 7; geraadpleegd 2017-12-10
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be