geitenoog
- gei·ten·oog
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geitenoog | geitenogen |
verkleinwoord |
het geitenoog o
- het oog van een geit
- Presentatrice Tess kauwt stoïcijns een paar geitenogen weg, oud-hockeyster Fatima slurpt een handjevol larven naar binnen. Tuinman Lodewijk Hoekstra slaat het tafereel kokhalzend gade. [2]
- seksspeeltje
- Het woord geitenoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geitenoog" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf FIDES CIBLAK 17 nov. 2012 Onbekend Talent
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be