geisha
  • gei·sha
  • Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘Japanse dienster’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • uit het Japans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord geisha geisha's
verkleinwoord

de geishav [3]

  1. Japans meisje dat gasten bedient en vermaakt met conversatie, zang en dans
    • Het openingsconcert van het theater La Scala in Milaan wordt inmiddels traditiegetrouw rechtstreeks uitgezonden door Arte. Dit keer staat Madama Butterfly op het programma, onder leiding van dirigent Riccardo Chailly. De opera van Giacomo Puccini uit 1904 gaat over de vijftienjarige Japanse geisha Butterfly, die trouwt met een Amerikaanse legerofficier. Hij verlaat haar echter snel. Jarenlang wacht Butterfly vervolgens op de terugkomst van haar man. Als het moment eindelijk daar is, blijkt hij zijn nieuwe vrouw te hebben meegenomen. [4] 
  2. (vlinders) bepaald soort vlinder, Olethreutes arcuella  
91 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]