Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·hoor·ver·lies
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gehoorverlies gehoorverliezen
verkleinwoord gehoorverliesje gehoorverliesjes

Zelfstandig naamwoord

het gehoorverlieso

  1. (medisch) het minder goed kunnen horen dan voorheen
     "Bij een illusie neem je iets waar wat er eigenlijk niet is, maar hier hoor je beide woorden. De één op een hoge frequentie en de ander op een lagere frequentie. Doordat de verhouding tussen de frequentie precies op een grens ligt, waarop veel mensen gehoorverlies krijgen, hoort ongeveer de helft Laurel en de andere helft Yanny."[1]
     "Er zijn een aantal verwondingen waarmee ik de rest van mijn leven moet leren leven", zegt ze in een interview met het tv-programma Terzake. "Gehoorverlies, tinnitus, mijn maag is weg en mijn hele linkerbeen is ontploft door de bom. Een stuk van mijn heup is[2]
     Hij werd midden in de nacht wakker met een piep in zijn oren. "Het schoot er plotseling in. Ik ben van hot naar her naar allerlei specialisten gegaan. Toen is gehoorverlies gemeten, en dus tinnitus."[3]


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Dit zegt de wetenschap over dat gekke 'Laurel of Yanny'-fragmentje” (Woensdag 16 mei 2018, 10:30), NOS
  2.   Weblink bron “Nabestaanden ontgoocheld over herdenking aanslag Zaventem” (Donderdag 22 maart 2018, 10:52), NOS
  3.   Weblink bron “Urenlang in de oefenruimte: wat doet dat met je oren?” (Woensdag 22 november 2017, 18:17), NOS