Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·duch·te da·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • uit geducht met de verbuigingsuitgang -e en dag met de uitgang -en, die een meervoud vormt

Frase

  1. bange dagen, periode dat men leefde met angst voor een bepaald onheil
  2. (religie) (joods) jamiem noraïem[1]

Verwijzingen