gedragsonderzoeker

  • ge·drags·on·der·zoe·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord gedragsonderzoeker gedragsonderzoekers
verkleinwoord

de gedragsonderzoekerm

  1. (psychologie) (beroep) iemand die het handelen van mensen of dieren onderzoekt
     Gedragsonderzoeker: 'Meer mensen staan achter de coronamaatregelen': Hoofdonderzoeker van de gedragsunit van het RIVM, Marijn de Bruin, legt uit hoe zij onderzoek doen en hoe het gedrag van Nederlanders rondom de coronamaatregelen eruit ziet.[1]
     "Veel mensen zien het nut wel in van het virus onderdrukken en bijvoorbeeld handen wassen, drukte mijden en afstand houden", zegt gedragsonderzoeker Marijn de Bruin van het RIVM. "Maar het knelt echt bij de maatregelen die ons sociale leven inperken." Zo vroegen veel respondenten zich af: "Waarom mag ik wel bij mijn ouders op bezoek, maar mijn ouders niet bij mij?".[2]
  1.   Weblink bron “Gedragsonderzoeker: 'Meer mensen staan achter de coronamaatregelen'” (Dinsdag 9 november 2021, 16:32), NOS
  2.   Weblink bron “Steun voor maatregelen sterk afgenomen, maar meeste mensen houden zich er nog aan” (Vrijdag 26 februari 2021, 07:00), NOS