Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·dach·te·vlucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gedachtevlucht gedachtevluchten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gedachtevluchtv / m

  1. een wegvluchten in dromen en illusies
     Dat hij zich in dit soort trivialiteiten verdiepte, was natuurlijk alleen maar een vlucht, een gedachtevlucht.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535