• ge·dach·te·spin·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord gedachtespinsel gedachtespinsels
verkleinwoord - -

het gedachtespinselo

  1. vaag of gefantaseerd idee
    • Engelen gaat voorbij aan de problemen (zoals werkloosheid, armoede, schooluitval en criminaliteit) die zich ophopen bij etnische minderheden. En van "islamisering" moet hij al helemaal niets weten. We tobben gewoon te veel en "staren ons blind op futiele culturele eigenaardigheden". En zo kon de islamitische gemeenschap uitgroeien van zuil naar haatobject. Dat is een gedachtespinsel, meent hij. [2]
    • Soms werd hij bedreigd. Omdat het niet meevalt de mening van álle supporters uit te dragen. "Dan verschenen op internet hele nare gedachtespinsels. Anoniem kan iedereen daar alles schrijven wat god verboden heeft." [3]
    • In een half jaar, de eerste helft van 1990, schrijft hij, meestal 's ochtends tussen vijf en zeven, tientallen brieven. Niet zo maar chaotische gedachtespinsels, maar weldoordachte en zorgvuldig gecomponeerde stukken. [4]
  • Het meervoud wordt meer gebruikt dan het enkelvoud.