gebroeders
- Geluid: gebroeders (hulp, bestand)
- ge·broe·ders
- alleen meervoud, van Middelnederlands gebroeder, op te vatten als afgeleid van broeder met het voorvoegsel ge- en met het achtervoegsel -s, in de betekenis van ‘broers’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | gebroeders |
verkleinwoord | - | - |
de gebroeders mv
- Het woord gebroeders staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gebroeders" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ gebroeders op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "gebroeders" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be