• ge·be·ten·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord gebetenheid
verkleinwoord

de gebetenheidv

  1. het ergens op een felle manier tegen zijn
    • De dissertatie van Van Veen werpt nieuw licht op het nicodemisme in de Nederlanden. „Ik concludeer dat het hier toch vrij sterk was, en dat er een duidelijke ideologische opvatting achter zat. Dat verklaart Calvijns gebetenheid op Coornhert, die hij uitmaakt voor „botte Hollander." De nicodemieten waren niet alleen pragmatisch, in die zin dat ze vervolging wilden ontlopen. Ze hadden ook een ideologie, de spiritualistische opvatting dat het uiterlijke er niet zo veel toe doet." [1] 
    • De critici verraden overigens hun gebetenheid in de richting van de overblijfselen van de christelijke traditie als de aanvoerder van de groenen in het Europees Parlement, de Fransman Cohn-Bendit, in Straatsburg door de vergaderzaal roept dat een in zijn ogen religieus-fundamentalistische opmerking als die van Buttiglione gif is voor de democratie. [2] 
82 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]
  1. Reformatorisch Dagblad J. C. Karels 13-11-2001 Calvijn bestrijdt „botte Hollander”
  2. Reformatorisch Dagblad A. A. C. de Rooij 11-11-2004 Gretige afkeer van christendom
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be