• gast·schrij·ver
enkelvoud meervoud
naamwoord gastschrijver gastschrijvers
verkleinwoord

de gastschrijverm

  1. persoon die na een uitnodiging een stukje schrijft
     Het prezwalskipaard - of was het nou przewalski? - mag de wei in en de gastschrijver van het Groot Dictee mag zijn ganzenveer onbenut neervlijen op het schrijfvlak van de secretaire.[1]
  1.   Weblink bron “Prezwalskipaard of przewalskipaard, wat was het ook alweer?” (Woensdag 24 mei 2017, 14:03), NOS