gastdocent
- Geluid: gastdocent (hulp, bestand)
- gast·do·cent
- samenstelling van gast en docent
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gastdocent | gastdocenten |
verkleinwoord | - | - |
de gastdocent m
- (onderwijs) (beroep) docent die niet vast aan de onderwijsinstelling verbonden is waar hij les geeft
- Het woord gastdocent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.