• gas·slang
enkelvoud meervoud
naamwoord gasslang gasslangen
verkleinwoord

de gasslangv / m

  1. flexibele leiding waar gas doorheen kan stromen
     Volgens de rechtbank sneed de dader op 13 mei rond het middaguur de gasslang van zijn fornuis door en liet zijn woning volstromen met gas. Om 17.00 uur ontplofte het gas en de man raakte gewond. Eerst zei hij tegen de politie dat het om een poging tot zelfdoding ging. Later wist hij niet meer wat er precies was gebeurd.[2]
     Thuis besloot hij dat hij zijn leven wilde beëindigen. Hij ontkoppelde de gasslang en ontstak het gas met een aansteker. De ontploffing die volgde, veroorzaakte een enorme ravage.[3]
     Volgens het OM heeft de man de ontploffing opzettelijk veroorzaakt met een aansteker nadat hij de gasslang had losgekoppeld. De man, een voormalig dominee, wilde een einde aan zijn leven maken.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Man (63) moet vijf jaar de cel in na gasexplosie Nijmegen” (Dinsdag 23 februari 2021, 17:02), NOS
  3.   Weblink bron “Verwarde man krijgt 30 maanden cel voor explosie in flat” (Donderdag 11 februari 2016, 13:34), NOS
  4.   Weblink bron “Celstraf geëist tegen man die met gasexplosie zelfmoord wilde plegen” (Donderdag 28 januari 2016, 11:40), NOS