• gas·pro·du·cent
enkelvoud meervoud
naamwoord gasproducent gasproducenten
verkleinwoord

de gasproducentm

  1. (economie) (mijnbouw) bedrijf dat aardgas wint, bewerkt en verkoopt
     Gisteren besloten 300 huizenbezitters in het Groningse aardbevingsgebied om de NAM voor de rechter te dagen. Ze willen dat de gasproducent aansprakelijkheid erkent voor de waardevermindering van hun woningen en eisen een schadevergoeding.[1]
     Ook in Rusland worden de economische gevolgen van de crisis rond Oekraïne gevoeld. Staatsbedrijf Gazprom maakte in de eerste helft van dit jaar fors minder winst. De winst daalde met bijna 38 procent naar 3,2 miljard euro. Het kwam vooral door een openstaande gasrekening van Oekraïne. In juni draaide de gasproducent de kraan naar dat land dicht vanwege onbetaalde rekeningen ter waarde van zo'n 3,7 miljard euro.[2]
  1.   Weblink bron “NAM: Bedumers uit gammel huis” (Vrijdag 24 januari 2014, 16:15), NOS
  2.   Weblink bron “Prijzen dalen door boycot” (Woensdag 13 augustus 2014, 17:44), NOS