Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gas·pis·tool
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gaspistool gaspistolen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gaspistoolo

  1. pistool waarmee kogels worden afgeschoten door middel van samengeperst gas
     Nadat de man werd ingerekend door de politie, bleek hij een gaspistool en gasrevolver bij zich te hebben, waarmee geen kogels konden worden afgevuurd.[1]
     Agenten konden de vrouw kort daarna in haar huis arresteren. In haar auto werden een luchtdrukgeweer en een gaspistool aangetroffen.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Man bedreigt dokter na dood konijn” (Dinsdag 12 augustus 2014, 14:14), NOS
  2.   Weblink bron “Vrouw richt wapen op politiebureau” (Zaterdag 7 december 2013, 10:33), NOS