ganzenpoot
  • gan·zen·poot
enkelvoud meervoud
naamwoord ganzenpoot ganzenpoten
verkleinwoord

de ganzenpootm

  1. (zoötomie) poot van een gans met drie tenen die onderling verbonden zijn met zwemvliezen
    • Vet is behalve lekker ook een manier om iets te conserveren. Smeer een laagje vet over je paté en je houdt hem veel langer goed. Uit dezelfde overweging komen gerechten als ‘potted shrimps’, garnalen onder een laagje geklaarde boter, voort of confits: in hun eigen vet gesmoorde eenden- of ganzenpoten die in een koele kelder een paar maanden bewaard kunnen worden. [2] 
  2. stijlelement uit de barok bestaande uit een driehoek van lanen die in één punt samenkomen