• game·chan·ger
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gamechanger gamechangers
verkleinwoord gamechangertje gamechangertjes

de gamechangerm

  1. iets of iemand die zorgt voor een ingrijpende verandering van een bepaalde situatie
     Ook Smyth van Penennial Freight is optimistisch. Hij noemt brexit een "gamechanger". Net als de haven heeft zijn bedrijf plannen om verder uit te breiden. "Er zijn ongetwijfeld bedrijven die straks terugkeren naar de Britse route. Maar ik denk dat de veranderingen structureel zijn. Dit is de toekomst: een rechtstreekse verbinding vanuit Ierland naar het Europese vasteland."[2]
     Dekker noemde de beving in Huizinge, met een kracht van 3,6, "een gamechanger". Tot die tijd gingen de experts ervan uit dat de gaswinning alleen bevingen met beperkte schade en een heel kleine kans op letsel kon veroorzaken. "Maar ineens realiseerden we ons dat het veel grotere effecten kon hebben", vertelde hij.[3]


  1. gamechanger op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Ierse zeehaven Rosslare floreert: 'Brexit is goed voor ons'” (Dinsdag 23 februari 2021, 18:45), NOS
  3.   Weblink bron “Shell vond aardbeving Huizinge 'gamechanger', maar bleef gas winnen” (Dinsdag 23 februari 2021, 18:45), NOS