• ga·la·pak
enkelvoud meervoud
naamwoord galapak galapakken
verkleinwoord

de galapakmv

  1. een mooi, net, feestelijk pak
    • Op het Boekenbal kwam een meisje naar me toe.. Op zichzelf is dat een fijne beginzin – misschien moet ik daar maar meteen ophouden. Het suggereert genoeg. Ik kende haar een beetje, krulletjes, van die grote intense ogen waarvan je zou denken dat ze in het donker kunnen zien. We kletsten wat, ik stond daar in mijn galapak, mijn gepoetste schoenen, mijn das, vodka-tonic, helemaal Don Draper-modus, 100 procent confidence, totdat ze ineens de meest dodelijke zin zei die iemand op feestjes kan zeggen: „Ik zit eraan te denken om ook een roman te schrijven.” [2] 
  2. sierlijk uniform voor feestelijke gelegenheden
    • Spanjes morele blinde vlek had onevenwichtige gevolgen. Menig straat is nog vernoemd naar foute generaals. Massamoordenaars worden met lokale gedenktekens herdacht als `bevrijders'. In het hoofdstedelijke oorlogsmuseum vallen de veldkostuums en het galapak van de Caudillo te bewonderen. [3] 
88 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Joost de Vries 20 maart 2012 Ik ga een brug bouwen
  3. NRC Steven Adolf 1 november 2002 Gedenk de doden, al is het erg laat
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be