gadget
gad·get
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘klein, speels voorwerp’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1968 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gadget | gadgets |
verkleinwoord | gadgetje | gadgetjes |
het gadget o
- klein apparaat, gereedschap of ander voorwerp voor een specifieke vaak nutteloze taak
- Het cadeau dat ik kreeg was niet meer dan een gadget.
- ▸ Besparen is namelijk haar tweede natuur en ze ging direct plannen maken om te kijken waar we nog meer op zouden kunnen besparen. Misschien zouden we thuis wel gaan douchen in het donker en de wc met badwater doorspoelen. Niet meer zo vaak uit eten, geen gadgets kopen, minder autorijden.[2]
- Het woord gadget staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gadget" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gadget" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: gadget (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈgædʒɪt/
- gad·get
- Afkomstig uit het slang van de zeelieden.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
gadget | gadgets |
gadget
- apparaat
- gadget
- hulpmiddel
- toestel
- «The flat is equipped with all the latest gadgets.»
- De woning is uitgerust met de nieuwste gadgets.
- «The flat is equipped with all the latest gadgets.»
- utiliteit
- cell phones, pagers, and other gadgets