• gå·stol
  • Samenstelling van de Deense woorden en stol
Naar frequentie 251019
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gåstol     gåstolen     gåstole     gåstolene  
genitief   gåstols     gåstolens     gåstoles     gåstolenes  

gåstol, g

  1. loopstoel
    «Barnet sidder i en gåstol
    Het kind zit in een loopstoel.


  • gå·stol
  • Samenstelling van de Noorse woorden en stol
Naar frequentie 46760
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gåstol     gåstolen     gåstoler     gåstolene  
genitief   gåstols     gåstolens     gåstolers     gåstolenes  

gåstol, m

  1. loopstoel


  • gå·stol
  • Samenstelling van de Nynorske woorden en stol
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gåstol     gåstolen     gåstolar     gåstolane  

gåstol, m

  1. loopstoel