fylogenese
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fylogenese (hulp, bestand)
Woordafbreking
- fy·lo·ge·ne·se
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ontwikkelingsleer van levensvormen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1914 [1]
- samenstelling van fylo "Grieks phulon [stam, geslacht], verwant met phuein [doen groeien, laten ontstaan]" en genese zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fylogenese | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de fylogenese v
- (biologie) de studie van de afstammingsgeschiedenis van een groep organismen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord fylogenese staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fylogenese" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "fylogenese" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fylogenese op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be