Een fruitplukker haalt de peren van de perenboom (Oregon, 1944).
  • fruit·pluk·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord fruitplukker fruitplukkers
verkleinwoord fruitplukkertje fruitplukkertjes

de fruitplukkerm

  1. (beroep) iemand die vruchten oogst van de bomen of struiken
    • Veel fruitplukkers komen uit den vreemde.