fruitplukker
- fruit·pluk·ker
- samenstelling van fruit en plukker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fruitplukker | fruitplukkers |
verkleinwoord | fruitplukkertje | fruitplukkertjes |
de fruitplukker m
- (beroep) iemand die vruchten oogst van de bomen of struiken
- Veel fruitplukkers komen uit den vreemde.
1. iemand die vruchten oogst van de bomen of struiken
- Het woord fruitplukker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.