fronselen
- fron·se·len
- afleiding van fronsel
fronselen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fronselen |
fronselde |
gefronseld |
zwak -d | volledig |
- frommelen, kreukels maken, rimpels maken
- plooien maken in textiel
- [1] verfronselen
- Het woord fronselen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fronselen" herkend door:
38 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be