Nederlands

 
kipfricassee
Uitspraak
Woordafbreking
  • fri·cas·see
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gerecht van gehakt vlees’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1500 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fricassee fricassees
verkleinwoord fricasseetje fricasseetjes

Zelfstandig naamwoord

de fricasseev

  1. (voeding) gerecht bestaande uit vlees, vis, kip e.d. dat gestoofd is in een saus of ragout
    • Op het menu van 58 Tour Eiffel komen onder meer Fricassée van Gallisch hoen, kleine salade van de vollegrond geserveerd met een biologische paté en als dessert een pavlova met peperkoek en gegrilde appels. Het sociale aspect komt onder meer doordat het bestaande personeel van de twee restaurants (350 personen) wordt aangevuld met jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt. [3] 
    • Aanrader is de fricassee van mosselen en cantharellen. En als exclusieve snack voor bij de borrel: gebakken steurgarnalen met Bretonse boter. Sportvissers zitten dan waarschijnlijk met kromme tenen, want steurgarnalen zijn ook een uitstekend aas voor forel. [4] 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen