frats
- frats
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘gril’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1684 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | frats | fratsen |
verkleinwoord | fratsje | fratsjes |
- Dwaze streek, bevlieging
- De jongen haalde rare fratsen uit toen hij dronken was.
- Het woord frats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "frats" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "frats" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be