• fran·sijn
enkelvoud meervoud
naamwoord fransijn fransijnen [2.]
verkleinwoord - -

het fransijno

  1. (verouderd) dunne, bewerkte dierenhuid als materiaal om op te schrijven
  2. (verouderd) stuk dunne, bewerkte dierenhuid gebruikt als schrijfmateriaal of als patroon bij kantwerk
13 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[3]