Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fran·sij·nen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de fransijnenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fransijn
    • Scheurt die fransijnen, vrijbrieven tot scheuring, in flarden; doemt die waspoppen, die stokers van muitbrand, ten vuur! [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen