• for·la·te
  • Afleiding van het Noorse werkwoord late met het voorvoegsel for-.
  • Afkomstig van het Nederduitse la fare.
Naar frequentie 1132

forlate, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van forlaten
vervoeging
onbepaalde wijs forlate
tegenwoordige tijd forlater
verleden tijd forlot
voltooid
deelwoord
forlatt
onvoltooid
deelwoord
forlatende
lijdende vorm forlates
gebiedende wijs forlat
vervoegingsklasse Klasse 6 sterk
opmerking

forlate

  1. overgankelijk verlaten
  2. overgankelijk opgeven
    «Det britiske charterselskapet Thomas Cook har bedt alle sine reisende om å forlate Tunisia.»
    De Britse chartermaatschappij Thomas Cook heeft al zijn gasten verzocht om Tunesië te verlaten.
  3. overgankelijk vergeven
    «Og forlat oss vår skyld som vi og forlater våre skyldnere.»
    En vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven.
  • [1]: forlate huset, festen, bygden
het huis, het feest, het dorp verlaten
  • [2]: forlate planen
een plan opgeven


  • for·la·te
  • Afleiding van het Nynorske werkwoord late met het voorvoegsel for-.
  • Afkomstig van het Nederduitse la fare.
vervoeging
onbepaalde wijs forlate
forlata
tegenwoordige tijd forlèt
verleden tijd forlèt
voltooid
deelwoord
forlate
onvoltooid
deelwoord
forlatande
lijdende vorm forlatast
gebiedende wijs forlat
vervoegingsklasse Klasse 6 sterk
opmerking

forlate

  1. overgankelijk verlaten
  2. overgankelijk opgeven
  3. overgankelijk vergeven
  • [1]: forlate huset, festen, bygda
het huis, het feest, het dorp verlaten
  • [2]: forlate planen
een plan opgeven

forlate

  1. voltooid deelwoord van forlata

forlate

  1. voltooid deelwoord van forlate