• for·est
  • Afkomstig van het Latijnse bijwoord foris (= buiten).
enkelvoud meervoud
forest forests

forest

  1. woud, bos
    «In this forest you can find a variety of warblers.»
    In dit woud kun je een verscheidenheid aan zangers aantreffen.
  • to miss the forest for the trees
door het bos de bomen niet zien
vervoeging
onbepaalde wijs to  forest 
he/she/it  forests 
verleden tijd  forested 
voltooid
deelwoord
 forested 
onvoltooid
deelwoord
 foresting 
gebiedende wijs  forest 

forest

  1. bebossen
    «This region is heavily forested
    Dit gebied is dicht bebost.