Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fooi·en·pot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fooienpot fooienpotten
verkleinwoord fooienpotje fooienpotjes

Zelfstandig naamwoord

de fooienpotm

  1. spaarpot waar alle fooien in gestopt worden die werknemers ontvangen en waarvan het geld voor een gemeenschappelijk doel wordt besteed
  2. (pejoratief) pot waarin vrijblijvend geld wordt gedaan terwijl de ontvangers recht hebben op die gelden
     Maar Italië voelt niet veel voor zo'n fooienpot. Die komt te veel neer op hand ophouden, is te veel gericht op zwakke landen en te weinig op Europese solidariteit.[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Eurobonds, coronabonds of collectebus, hoe gaan landen elkaar helpen?” (Dinsdag 7 april 2020, 06:43), NOS