foodtruck
  • food·truck
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord foodtruck foodtrucks
verkleinwoord foodtruckje foodtruckjes

de foodtruckm

  1. een gemotoriseerd mini-eetcafe waar straatvoedsel bereid en verkocht wordt tegen relatief lage prijzen; mobiele keuken
     Wie op de Noorderplassen in Flevoland vaart, kan daar pizzabakkers tegenkomen. Een stel uit Almere verkoopt pizza's vanaf een bootje, nu ze door corona niet met een foodtruck op festivals kunnen staan.[2]
     Het aantal foodtruckondernemingen is in vijf jaar tijd ruim verdubbeld. In 2017 waren er bij de Kamer van Koophandel (KvK) nog 1189 ondernemingen met een foodtruck ingeschreven, inmiddels zijn dat er 2495. Tijdens de coronacrisis hield de groei van het aantal foodtrucks aan.[3]
  1. foodtruck op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Geen Foodtruck, maar 'Foodboot': Stel bakt pizza's op het water” (09-06-2021), NOS
  3.   Weblink bron “Aantal foodtruckondernemingen sinds 2017 verdubbeld, vaker fulltime uitbaters” (17 mei 2022), NOS