• fni·se·al·der
  • Samenstelling van het Noorse werkwoord fnise en het Noorse zelfstandige naamwoord alder
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fnisealder     fnisealderen     fnisealdere
fnisealdrer
fnisealdre  
  fnisealderne
fnisealdrene  
genitief   fnisealders     fnisealderens     fnisealderes
fnisealdrers
fnisealdres  
  fnisealdernes
fnisealdrenes  

fnisealder, m

  1. de leeftijd waarin meisjes graag en vaak giechelen
    «Jeg var tilbake i fnisealderen der alt var morsomt, mens de rundt ikke skjønner noenting.»
    Ik was (in gedachten) terug op de leeftijd waarin meisjes graag en vaak giechelen en alles grappig vinden terwijl de anderen niets ervan begrijpen.



  • fni·se·al·der
  • Samenstelling van het Nynorske werkwoord fnise en het Nynorske zelfstandige naamwoord alder
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fnisealder     fnisealderen     fnisealdrar     fnisealdrane  

fnisealder, m

  1. de leeftijd waarin meisjes graag en vaak giechelen