fnisealder
- fni·se·al·der
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
fnisealder, m
- de leeftijd waarin meisjes graag en vaak giechelen
- «Jeg var tilbake i fnisealderen der alt var morsomt, mens de rundt ikke skjønner noenting.»
- Ik was (in gedachten) terug op de leeftijd waarin meisjes graag en vaak giechelen en alles grappig vinden terwijl de anderen niets ervan begrijpen.
- «Jeg var tilbake i fnisealderen der alt var morsomt, mens de rundt ikke skjønner noenting.»
- fni·se·al·der
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | fnisealder | fnisealderen | fnisealdrar | fnisealdrane |
fnisealder, m