• flyt·ta
  • Afgeleid van het Noorse werkwoord flytte.
Naar frequentie 27973
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud flytta
o enkelvoud flytta
meervoud flytta
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
flytta

flytta

  1. gerukt, geschoven
  2. verhuisd

flytta

  1. verleden tijd van flytte
  2. voltooid deelwoord van flytte



  • flyt·ta
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud flytta
o enkelvoud flytta
meervoud flytta
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
flytta

flytta

  1. gerukt, geschoven
  2. verhuisd

flytta

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast flytte, zie aldaar

flytta

  1. verleden tijd van flytta
  2. voltooid deelwoord van flytta

flytta

  1. gebiedende wijs van flytta

flytta

  1. verleden tijd van flytte
  2. voltooid deelwoord van flytte

flytta

  1. gebiedende wijs van flytte

flytta,

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van flytt


  • flyt·ta
stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
flytta
flyttade
flyttat
volledig

flytta

  1. verhuizen