• fluis·ter·ge·sprek
enkelvoud meervoud
naamwoord fluistergesprek fluistergesprekken
verkleinwoord fluistergesprekje fluistergesprekjes

het fluistergespreko

  1. een gesprek dat met zeer zachte stem wordt gevoerd
     De toxicoloog en de patholoog-anatoom zaten er al, naast elkaar, in fluistergesprek.[1]
     Eindelijk was het dan zover. Ministers en staatssecretarissen, die hele delen van het debat verveeld zaten te twitteren, stukken lazen of fluistergesprekjes voerden, spitsten nu hun oren.[2]
  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  2.   Weblink bron “Vuurwerk” (17 september 2009), Reformatorisch Dagblad