• flom
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord flaumr
Naar frequentie 20351
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   flom     flommen     flommer     flommene  
genitief   floms     flommens     flommers     flommenes  

flom m

  1. hoogwater, overstroming, watersnood
  2. stortvloed (b.v. van scheldwoorden, van tranen)
  • [1]: være truet av flom
door een overstroming bedreigd zijn