fleuren
- fleu·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fleuren |
fleurde |
gefleurd |
zwak -d | volledig |
fleuren
- onovergankelijk (sport) (schaatssport) schaatsen rijden op een zwierige manier
- onovergankelijk (sport) (hengelsport) vissen op grotere vissen met behulp van een fleur
- overgankelijk (figuurlijk) iemand lid proberen te maken van een organisatie
de fleuren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord fleur
- Het woord fleuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fleuren" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron Peter Altena“Op zoek naar Cornelis Fleur, de dode roomse schaatser : Berkheij 1812-2012 (3)” (vrijdag 10 augustus 2012) op weyerman.nl
- ↑ Weblink bron J. le Francq van Berkhey“Lijkzang in heldendicht, ter nagedagtenis van den beroemden Leydschen schaatsrijder Cornelis Fleur.” (1776)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be