flag
flag o
- flag in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
enkelvoud | meervoud |
---|---|
flag | flags |
flag
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to flag |
he/she/it | flags |
verleden tijd | flagged |
voltooid deelwoord |
flagged |
onvoltooid deelwoord |
flagging |
gebiedende wijs | flag |
flag
- onovergankelijk verflauwen, verslappen
- overgankelijk optooien met vlaggen, pavoiseren
- overgankelijk markeren
- overgankelijk aanhouden [1]
- overgankelijk, (informeel), (AE) wegsturen
- (verkorting) van flagrant délit
flag m
- (spreektaal) op heterdaad
- «Carlo s'est fait choper en flag en train de chourer à Carrefour.»
- Carlo heeft zich op heterdaad laten pakken toen hij aan het jatten was in de Carrefour. [1]
- «Carlo s'est fait choper en flag en train de chourer à Carrefour.»