Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flad·de·rend

Werkwoord

vervoeging van: fladderen
verbogen vorm: fladderende

fladderend

  1. onvoltooid deelwoord van fladderen
stellend
onverbogen fladderend
verbogen fladderende
partitief fladderends

Bijvoeglijk naamwoord

fladderend

  1. losjes heen en weer bewegend als de vleugels van een vlinder
    • Ook in het Utrechtse restaurant De Goedheyd is sprake van een telkens terugkerende bedrijvigheid rondom de wijnfles. Toegegeven, het gebeurde met losjes fladderende zwier en charme, maar nadat de inhoud van de schuin gehouden fles droge witte La Paravel nog even is geïnspecteerd en we onder een vrolijk 'nog even dit restje eerlijk delen' op een haar na rijp zijn gemaakt voor nog een glas of fles, denken we aan de woorden van Koch en Hitchens. [1] 
    • Op de fiets gaat niet meer, nu ik twee kinderen moet vervoeren. Ik heb maar één zitje. Dat betekent elke dag weer een zenuwslopende voettocht met twee kinderen aan mijn zij, in de hoop op tijd te arriveren. Er hoeft maar iets te gebeuren, opengebroken straat bijvoorbeeld of een voorbij fladderende vlinder, en die hoop vervliegt. Dan zijn ze te afgeleid om nog door te lopen. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Tubantia 10-01-17 Internationaal en beschaafd
  2. Tubantia Hanina Ajarai 08-06-17 Naar school