Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fit·ness·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fitnesszaal fitnesszalen
verkleinwoord fitnesszaaltje fitnesszaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de fitnesszaalv / m

  1. (sport) zaal (in een sportschool) waar men fitness oefeningen kan uitvoeren
     En Murray gaat verder. "Ik was maandag en dinsdag in het nationale trainingscentrum. Dat heeft iets van 55 miljoen euro gekost, maar er was niemand om mee te trainen. Niet op de tennisbaan en niet in de fitnesszaal."[1]
     Nigel de Jong en Arjen Robben deden ook niet mee aan de groepsoefeningen op het veld en ook Wesley Sneijder liet zich lange tijd niet buiten zien. Nadat Louis van Gaal de groep voor de training had toegesproken, vertrokken zij naar binnen naar de fitnesszaal.[2]
     Het meisje is het eerste kind van het paar. De baby is de tweede in lijn voor de troonsopvolging. Prinses Victoria en Daniel trouwden in 2010. Ze hebben elkaar leren kennen in de fitnesszaal; hij was haar fitnesstrainer.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Murray bezoekt Cameron en zet de boel op scherp” (Dinsdag 1 december 2015, 16:32), NOS
  2.   Weblink bron “Zieke Clasie mist training Oranje” (Donderdag 19 juni 2014, 17:00), NOS
  3.   Weblink bron “Dochter voor Zweedse kroonprinses” (Donderdag 23 februari 2012, 07:42), NOS