• fis·ke·gry·te
  • Samenstelling van de Noorse zelfstandige naamwoorden fisk en gryte met het invoegsel -e-
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fiskegryte     m: fiskegryten
v: fiskegryta  
  fiskegryter     fiskegrytene  
genitief   fiskegrytes     m: fiskegrytens
v: fiskegrytas  
  fiskegryters     fiskegrytenes  

fiskegryte, m / v

  1. (huishouden), (kookkunst) (kookgerei) kookpan, kookpot
  2. (kookkunst), (voeding) (eten) vispot, visstoofschotel
    «Dette er oppskrift på en enkel og rimelig fiskemiddag: fiskegryte med spinatris.»
    Dit is het recept voor een eenvoudig en goedkoop viseten: vispot met spinazierijst.