financierbaar
- fi·nan·cier·baar
- Naamwoord van handeling van financieren met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | financierbaar | financierbaarder | financierbaarst |
verbogen | financierbare | financierbaardere | financierbaarste |
partitief | financierbaars | financierbaarders | - |
financierbaar
- (van een activiteit) de eigenschap dat het geld dat er voor nodig is beschikbaar is
- “Japan is een land met veel spaargeld, de staatsschuld wordt daarom vooral door het binnenland gefinancierd. Daarom is er weinig beweeglijkheid en geen grote ongerustheid dat de staatsschuld niet meer financierbaar is.” [1]
- Het woord financierbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Pim van den Dool NRC 23 mei 2013